Sereni Forrier in Molenbeek getuigt over veertig jaar passie.
Bijzonder, Kennis, Rouw
Sereni Forrier in Molenbeek getuigt over veertig jaar passie.
Foto’s © Bart Van Leuven
“Als kind al speelde ik tussen de doodskisten. Mijn vader én mijn oom waren begrafenisondernemers. Schrijnwerkers uit Ieper die naar Brussel trokken omdat daar met Expo 58 meer werk was. Op een bepaald moment begonnen ze ook doodskisten te maken. Maar ze hadden al snel door dat begrafenisondernemer een betere stiel was. Mijn oom begon zijn zaak in Molenbeek, mijn vader in Vilvoorde. Mijn moeder maakte bloemstukken. De kisten gingen we halen in Schaarbeek. Met drie, vier kisten in de auto van Schaarbeek naar Vilvoorde, dat vergeet ik nooit. Toen ik op mijn achttiende uit het internaat kwam, was het de bedoeling dat ik verder zou studeren. Maar ik heb gezegd: neen, ik ga thuis helpen. Ik kende de stiel. Ik was niet ouder dan zestien toen ik mijn vader al verving als hij eens met vakantie ging. Ik heb later nog een cursus ‘thanatopraxie’ gevolgd, balsemen, met stages in Cannes en Parijs, maar op mijn achttien was ik officieel begrafenisondernemer.”
“Tien jaar later heb ik de zaak van mijn oom overgenomen, in Molenbeek. Ik was een snotter van 28, maar hij was ziek en had geen opvolging. Ik ben erin gevlogen. Mijn missie? De naam hoog houden. Ik heb onmiddellijk een aanvraag gedaan om een funerarium te bouwen, zodat ik elk aspect van de job zelf in handen kon nemen en de overledenen niet meer naar het koude en onpersoonlijke dodenhuisje op het kerkhof moesten worden gebracht.”
“Van het moment dat iemand belt: mijn vader, mijn moeder, mijn vrouw, mijn kind is overleden, wil ik die persoon het gevoel geven: ik sta naast jou. Ik ben geen ingenieur of geen chirurg die levens redt, maar op het moment dat mensen hun houvast kwijt zijn, hebben ze nood aan iemand die zegt: ik ga u helpen. Bij Sereni zeggen ze: ‘ontzorgen’ en daar kan ik mij in vinden. Wij nemen soms letterlijk zorgen weg. Ik herinner mij een man die net papa was geworden toen zijn vader stierf. Hij panikeerde. Hoe moet ik dat nu doen? We hebben gezegd: neem eerst tijd voor je vrouw en kind, we doen de begrafenis later. Zijn opluchting vergeet ik nooit. Ze zeggen soms: in ons beroep moet je een beetje psycholoog zijn. Dat klopt. Mensen vertrouwen je van alles toe. Maar ik denk dat het vooral een kwestie is van vertrouwen te géven. Wij gaan het goed doen. Als je voelt: de familie heeft steun gehad aan de manier waarop we het gedaan hebben, is onze missie geslaagd. Ze laten dat soms merken, ja. Eén keer vroeg een dame: mag ik u een kus geven, mijnheer Forrier? Ik heb gezegd: als jij dat wilt. (lacht) Ze moeten dat van mij niet doen, maar als de familie tevreden is, ben ik dat ook. Ongeacht wie het is. Ik bén soms fier. Als ik Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine mag begraven, Andre Waterkeyn, de ontwerper van het Atomium, of ex-burgemeester Philippe Moureaux. Maar of we nu de paus begraven, of een clochard die eenzaam sterft, ik zeg altijd: we doen het met evenveel aandacht en respect.”
Bij Sereni zeggen ze: ‘ontzorgen’ en daar kan ik mij in vinden.
Pierre Forrier
“Als mensen vragen naar mijn beroep, schrikken ze wel eens. Soms zeg ik: ik zit in de reissector. Maar het is altijd een one-way-ticket. (lacht). Het is een bijzonder vak, maar ik doe het nog altijzeer graag. Je komt de mensen tegen op het moment dat ze het meest zichzelf zijn. Pas op, ik weet óók wat krokodillentranen zijn, maar meestal zien wij mensen in al hun kwetsbaarheid. Zeker als het overlijden onverwacht komt. In veertig jaar heb ik natuurlijk zeer veel zien veranderen. Het houvast van de Kerk is weggevallen. Mijn grootmoeder heeft nog afscheid genomen van haar zus in het klooster met de woorden: on se reverra au ciel. Als je gelooft, of het nu in God is of Mohammed, is de dood precies een beetje minder erg. We zijn ook meer naar de crematoria beginnen te gaan. En afscheidsdiensten zijn persoonlijker geworden. Met tekst en foto’s, en muziek. Rock ‘n roll op een
begrafenis? Vroeger was het ondenkbaar. Nu zeg ik: als het klopt met wie de overledene was, waarom niet? Samen herinneringen ophalen, dat helpt bij de verwerking. Toen mijn vader stierf, heb ik dat zelf gemerkt.”
Eén keer vroeg een dame: mag ik u een kus geven, mijnheer Forrier? Ik heb gezegd: als jij dat wilt. (lacht)
Pierre Forrier
“Ik ben niet bang van de dood. Misschien omdat ik er al heel mijn leven in zit. Maar veel mensen zijn dat wel. Ze duwen hem weg. Mijn raad is: praat erover. Het is zonde om niet te weten wat je vader had gewild, cremeren of begraven. Maar dat vraagt moed. Dus mensen gaan dat gesprek uit de weg. Al zien we vandaag ook het omgekeerde: mensen die er juist heel bewust mee bezig zijn. Euthanasie speelt daar een grote rol in. De eerste keer dat iemand mij belde: mijn vrouw zal die dag sterven, kun je komen?, ben ik flink geschrokken. Maar dan besef je: ik kan die persoon nog helpen. Een klein stukje gemoedsrust geven. Wie wéét dat hij gaat sterven, gaat vaak rustiger naar de dood toe. Dat merk je ook op palliatieve afdelingen. Ze hebben afscheid kunnen nemen, soms nog vetes opgelost.”
“Kan ik goed om met het verdriet? Na een ‘gewone’ begrafenis, van iemand op leeftijd, draai ik de knop gemakkelijk om. Het afscheid van een kind of emotioneel heftige verhalen, zet ik moeilijker van mij af. De moeder die na een ruzie in colère met haar kindje in de auto stapte en een ongeval had waarbij het kindje stierf, natuurlijk kruipt dat onder je vel. Ook de dode lichamen, dat went nooit helemaal. Zeker na een ongeval, of als er iets ergs is gebeurd. Maar ik zeg dan: komaan, we gaan dat voor die mensen doen. Er kwam ooit een vader die zijn verongelukte dochter niet meer mocht zien. Ik ben dat lichaam gaan halen uit het mortuarium en we hebben dat meisje toch nog heel mooi kunnen maken. Voor de familie maakt dat een wereld van verschil. Als iets kan helpen bij de verwerking, gaan we dat altijd proberen. Veel mensen putten ook troost uit iets achterlaten in de kist. Bij een jongeman die voor zelfdoding koos, had iedereen op de dag van het afscheid een briefje mee, of een foto of een knuffel. Eén meisje wilde absoluut een Fruitella-snoepje in de kist. Zoiets kleins kan zeer veel betekenis hebben.”
“Als iets kan helpen bij de verwerking, gaan we dat altijd proberen. Veel mensen putten ook troost uit iets achterlaten in de kist.”
“Ik zit veertig jaar in het vak. Drie jaar geleden heb ik, met mijn aansluiting bij Sereni, een nieuw hoofdstuk aangevat. Een keuze die ik met veel overtuiging heb gemaakt. Waarom? Ik heb geen opvolging. Het is nu zakelijk goed geregeld. Maar ik schaar mij natuurlijk ook achter de filosofie van het bedrijf: als je iets doet, doe het dan goed. Sereni wil niet de discountwinkel van de uitvaartondernemers zijn. We willen mooie uitvaarten doen. Als het kan met zes dragers en de kist op de schouders, waarom dan met twee man de kist op een karretje de kerk binnenrollen? Ik ben nogal klassiek geschoold. Ik heb dat altijd belangrijk gevonden. De kepie van een drager die scheef staat? Hij zal het geweten hebben. En die kwaliteit hoog houden, daar werk ik graag aan mee. Sereni zorgt er ook voor dat uitvaartondernemers vandaag een beetje anders kunnen leven. Dertig jaar lang heb ik maar vier vrije dagen per maand gehad. Ik heb nooit geklaagd, maar mijn vrouw heeft toch af en toe gezegd: er is nog meer in het leven dan werken, toch? De nieuwe generatie pakt het op dat vlak anders aan. Ze hebben gelijk. Al weet ik ook niet of ik het had gekund. Er kunnen zijn voor de mensen die mij nodig hebben, dat is altijd mijn drijfveer geweest. En dat zal niet meer veranderen.”